De Effingers – “Buddenbrooks Light”
De Effingers verscheen in 1951 en Gabriele Tergit – pseudoniem voor Elise Hirschmann – baseerde het verhaal op haar eigen familie en de familie van haar echtgenoot Heinz Reifenberg.
Mathias Effinger, een bescheiden Joodse horlogemaker in het fictieve plaatsje Kragsheim in zuid Duitsland, leidt een kalm, maar ook enigszins saai bestaan. Zijn zoons Benno, Karl en Paul hebben echter meer ambitie en dromen van het realiseren van fabrieken en handel. Benno vertrekt naar London, maar Paul en Karl vestigen zich in het bruisende Berlijn. Door hun huwelijken worden zij verbonden met de bankiersfamilies Oppner en Goldschmidt. Paul beproeft zijn geluk met het oprichten van een schroevenfabriek, maar al gauw gaat hij over tot de productie van auto’s, het meest begeerde voorwerp van de toekomst.
Ondanks veel tegenslagen bereiken Paul en Karl hun doel, maar wanneer het nationaalsocialisme het politieke klimaat compleet verandert, transformeert de familie Effinger van een Duitse familie in een Joodse familie in Duitsland. Hun succes in de auto-industrie, de luxueuze woningen en de prachtige kunstcollecties zijn de aanleiding tot enorme afgunst en aan het einde van het verhaal worden zij zelfs in de steek gelaten door vrienden, die jarenlang van hun gastvrijheid gebruik hebben gemaakt.
De roman begint met een brief, die de 17-jarige Paul Effinger in 1878 aan zijn ouders schrijft, waarin hij vol lof is over de keizer en Bismarck. De roman eindigt met de tweede brief van de 81-jarige Paul uit 1942 waaruit blijkt hoe de veelbelovende toekomst op een drama is uitgedraaid.
Mary Watson-Kullmann – 08.03.2021
Elise Hirschmann werd op 4 maart 1894 in Berlijn geboren in een welgestelde Joods fabrikantengezin. Zij studeerde geschiedenis en filosofie aan de universiteiten van Berlijn, Heidelberg, Frankfurt en München.
Tergit – de naam is een anagram van het Duitse woord Gitter (hek) – begon met haar familieroman in 1932. Zij werkte vanaf 1924 als rechtbankverslaggeefster voor meerdere Berlijnse kranten. Na de machtsovername van de nazi’s in 1933 vluchtte zij via Tsjecho-Slowakije naar Palestina. Vanaf 1938 woonde zij met haar man en zoon in Londen. Van 1957 tot 1981 was ze secretaris van de Duitstalige afdeling van PEN International. Tergit overleed in 1982 op 88-jarige leeftijd in London.
De Effingers is samengesteld uit 144 korte hoofdstukken en geschreven in een moderne, pittige stijl met snelle dialogen, waarin soms melancholie, soms verbittering, maar ook ironie en sarcasme doorklinkt, zonder dat de schrijfster tot verwijt haar toevlucht neemt. De roman geeft een goed beeld van de Joodse samenleving in een tijd waarin zij Duitsland als hun vaderland beschouwde en de voortreffelijke karakterbeschrijvingen maken het tot een interessante getuigenis van een tijdperk dat voorgoed voorbij was.
De roman wordt vaak vergeleken met De Buddenbrooks van Thomas Mann, omdat beide boeken het verval van een familie beschrijven. Bij De Buddenbrooks kwam het verval echter van binnenuit, door het maken van slechte keuzes en een kunstzinnige fijngevoeligheid waaraan de familie ten onder gaat. Bij De Effingers wordt het van buitenaf veroorzaakt door een politiek bewind. Toen het boek in 1951 in Duitsland verscheen was het Duitse publiek er nog niet klaar voor en het boek was lang niet verkrijgbaar. Tegenwoordig krijgt het boek de erkenning, die het verdient.
Uitgever Van Maaskant Haun (2020) – 648 blz.
Mary Watson-Kullmann 02.06.2021
Blauw, de kleur van dromen
Over de gekste thema’s vind je poëziebloemlezingen: paardengedichten (‘Wij, paarden’ door Jozef Deleu uit 2011); jenevergedichten (‘Straks gaat het jenever sneeuwen’ uit 2020); treingedichten (‘De trein schrijft liedjes van verlangen’ door Henny Vrienten, 2014); huiswerkgedichten (‘Heimwee naar huiswerk’door Jan de Bas en Arie Bijl, 2017).
Nu is er ook een bloemlezing verschenen over de kleur blauw: En blauw zal alles zijn (naar een citaat van Jan Hanlo). ’t Is een mooi boek geworden, zorgvuldig samengesteld door Elisabeth Lockhorn. Hard kaftje, (blauw) leeslintje, een prikkelende inleiding van 14 pagina’s, en dan: 200 gedichten waarin blauw een glansrol speelt. Je ontmoet oude bekenden als Cees Buddingh’, Ed Leeflang, Eddy van Vliet, Menno Wigman en Maria Vasalis, naast grote buitenlandse namen als Paul Celan, Wallace Stevens, Tomas Tranströmer, Philip Larkin en Pablo Neruda.
Blauw heeft de mens altijd gefascineerd, ook al hadden de oude Grieken en Romeinen er weinig mee op. Het is de kleur van de ongrijpbaarheid, van wat de mens doet verlangen en dromen. Twee van de vier elementen (lucht en water) associëren we spontaan met blauw, en via symboliek en metaforen belanden we dan al snel bij het hemelse, verre dingen, goddelijke allures (Egyptische vorsten en goden hadden vaak blauwe haren) in het geval van lucht, en bij zuiverheid of waarheid (‘true blue’) in het geval van water.
Dat water heeft talloze dichters en schilders geïnspireerd: denk aan de schitterende migratieroman Ultramarijn van Henk van Woerden, aan de tragisch-romantische onderzeefilm Le grand Bleu van Luc Besson, aan Strauss’ vervoerende, majestueze Schöne blaue Donau, aan Elton Johns Blue eyes, met die oogverblindende witte piano tegen die azuren oceaan…
Schilders experimenteerden eeuwenlang volop met deze intrigerende kleur. Picasso gebruikte tijdens zijn blauwe periode vooral Pruisisch blauw, Van Gogh vond kobaltblauw bijzonder geschikt ‘om lucht om de dingen te brengen’, Vermeers Meisje met de parel is een sublieme ode aan het ultramarijn. Yves Klein slaagde er zelfs in een geheel nieuw soort ultramarijn te fabriceren, het IKB ofte International Klein Blue.
In de muziek werd blauw de kleur van de blues, de van melancholie doordrenkte muziekstijl die zijn oorsprong had in de slavenmuziek. ‘Blue’ betekent in het Engels immers al sinds de achttiende eeuw ‘zwaarmoedig, somber, (heel) dronken’, omdat men toen geloofde dat met zware dronkenschap hallucinaties over blauwe duivels gepaard gingen.
Mede door die bijklank is blauw natuurlijk ook de kleur van de waanzin, van het onwerkelijke en fantastische geworden. Keltische strijders verfden hun huid met het blauw van de wedeplant voor ze ten strijde trokken, waardoor ze voor de Romeinen nog vervaarlijker oogden. Een van de meest macabere sprookjesfiguren blijft Blauwbaard. De film Blue Velvet van David Lynch (1986) is een langgerekte psychedelische koortsdroom. En als Duitsers ins Blaue hinein reden, wauwelen ze er maar wat op los.
Wat een bedwelmende, raadselachtige kleur…
(Elisabeth Lockhorn, En blauw zal alles zijn. Amsterdam: Rainbow.)
Bert Cruysweegs
Blauwe brief
Er ligt een blauwe brief in de gang
en ik moet zo intens naar bed.
Dat voel ik al aan mijn rechterwang.
Ik heb er niet eer op gelet,
die brief heeft eerst aan de muur gestaan
en is toen stil naar de loper gegaan.
Ik mediteer nu weer te lang
en waarom kan ik hier niet vandaan?
Want blauwe brieven in de gang
komen altijd van de maan.
(Pierre Kemp, Nog altijd meten zich begeerten met vaarwellen, 1953)
Bult – Marieke de Maré
Wanneer ik een -mij niet bekend- boek cadeau krijg, ben ik altijd benieuwd, maar ook een beetje op mijn hoede. ‘ Zal dit mijn ding wel zijn?’
BULT , de debuutroman van Marieke De Maré (°1985) heeft me bijzonder positief verrast. Dit kleine boekje (amper 132 niet-volgeschreven pagina’s) straalt schoonheid uit!
Om te beginnen al door de prachtige sobere vormgeving door Gert Dooreman springt dit boekje in het oog. De zachte bult staat op de cover (die een beetje ruw aanvoelt) en de lijn loopt doorheen het boek tot aan de achterflap. Aanvankelijk vlak, komt er gaandeweg meer reliëf. De lijn loopt mee met het verhaal.
Marieke De Maré schrijft in een prachtige, uitgepuurde taal met vaak onverwachte beelden en woordkeuzes. Ze schrijft suggestief, poëtisch, met veel gevoel en aandacht voor ieder woord. En zo doet ze beroep op de aandacht en de creativiteit van de lezer. De bladspiegel, met veel plaats voor witruimte, creëert een aanschouwelijke afstand die je de kans geeft details beter op te nemen en stil te staan bij het verhaal.
Op BULT, een kleine grillige heuvel met één zachte helling wonen drie eenzame mensen. De oude vrouw verzamelt knikkers, de jonge vrouw is sterrenkundige en verzamelt dierenmaskers, de lange slanke man is kunstenaar en heeft een nachtvlinderhond. Alle drie hebben ze hun moeder verloren en leven ze met die leegte. Ze willen alleen zijn, willen rust en stilte om te verwerken. Juist het alleen zijn en de stilte maken hen nieuwsgierig naar elkaar. Langzamerhand beginnen ze te communiceren en vinden ze troost.
BULT gaat over leven en dood, over afscheid nemen, over alleen zijn en toenadering, over troost. Het is een weemoedig verhaal waarin humor en fantasie niet ontbreken.
Een boek dat ik na het lezen met plezier nog een tijdje op het salontafeltje laat liggen om te genieten van de schoonheid en om erover na te denken. En om opnieuw te lezen?
Annick Van Roey – 13.04.2021
uitgeverij Vrijdag 2020